Waarom zouden wij nog slapen als de nacht ook kan
beminnen?
Laat mij u toch kussen tot het ochtendgloren.
Ik wil u enkel nog
voelen met mijn tong en proeven met mijn handen.
Oh, mijn hoofd heeft zich geledigd, het zit zo vol van u.
Sta mij toe om het te laten rusten op uw borstkas terwijl onze handen met
elkaar versmelten.
De ondragelijke afstand teistert mijn verlangen voor u.
Bevonden wij ons maar nergens en stopte de tijd voorgoed haar ondraaglijk
getik.