vrijdag 23 december 2011

'wat als'

Wat me vreselijk stoort in deze maatschappij is de leegte van ons bestaan die we troosteloos opvullen met "wat als". Waarom stellen we ons altijd vragen over hoe iets was afgelopen indien we werkelijk actie ondernomen hadden?

Onlangs zag ik hém. Hem waarvan ik droom, waarvan ik schrijf en waarvan ik dacht dat hij niet bestond. Hij zat daar, een paar meters te ver om overbodig gestuntel van woorden uit te wisselen. Maar ik was me bewust van zijn brandende aanwezigheid en hij van de mijne. Onze ogen betastten elkaar verlegen maar vastbesloten. Hij probeerde zijn pure schoonheid te verbergen achter een bolvormig glas rode wijn. Wijn die smaakte zoals hij, scherp maar smakelijk. Prikkelend fruitig. Mijn handen werden stilaan klam, mijn mond droog maar mijn ogen bleven op hem gericht. Nooit aanschouwde ik zulke perfectie op één simpel object. Zijn houding, lichtjes nonchalant naar achteren leunend met zijn benen lichtjes uit elkaar wijken geplaatst.

In de positie van een adembenemend standbeeld bewonderde hij me zoals niemand tevoren. Zijn blik ging niet dwars door me heen, maar verzonk in de mijne. Zijn kastanjebruine ogen eveneens als zijn goddelijk gekruld haar leken haast surrealistisch. Maar ik sliep niet, ik zat klaarwakker op het puntje van mijn stoel. Pijnlijk ironisch is dat net wanneer ik ware liefde vervloekt en verbannen heb, hij plotseling verschijnt. Ik heb trouwens nooit in liefde op het eerste gezicht geloofd. Omdat ik van mening was dat een eerste aanblik geen vonk kan laten overslaan. Nu herpak ik me drastisch. Ik verklaar mezelf gek maar hij was hét. Het missende puzzelstuk in mijn gecompliceerde kadering.

Helaas eindigen de mooiste zaken in een kort mensenleven razend snel. Ik verliet en passeerde hem. Onze blikken kruisten, smeekten en beminden elkaar op een moment dat zo nietig was dat we er zelfs geen gepaste benaming voor hebben. Zijn kastanjebruine ogen worden lusteloos en dof wanneer ze zien dat ik mijn rug naar hem keer en hem verlaat. Hem die ik nooit gekend heb, nooit gesproken en toch zo intens gevoeld.

Nu volgen de nachten waarin ik lig te woelen in mijn dekens die me geen warmte gunnen. Dromen die enkel gevuld zijn met lege verlangens en vage gezichten. Rijen met bladerloze bomen die door de ijzige lucht heen en weer worden gewiegd en zijn naam fluisteren. Maar ze benijden me en doen het op zo’n lage toon dat ik hen niet verstaan kan. Rusteloos pijnig ik mezelf met “wat als”. Wat als hij nu ook wakker naar zijn gewitte plafond ligt te staren en enkel mijn beeld in zijn hoofd heeft spoken?